Gekonkel over het publieke debat op sociale media

[For the English version of this post click here]

Het lijkt er op dat publieke debat verschoven is van conventionele media naar sociale media – van papier naar digitaal. Op internet kan immers iedereen van zich laten horen. Toch lijken de discussies op sociale media maar in weinig op het publieke debat. Het is beter deze te zien als een vorm van roddel, erop gericht om bestaande normen die dienen om een scheiding tussen diegenen die bij ons horen en diegenen die dat niet doen te handhaven. Nu is het best lekker om zo nu en dan te roddelen, maar het kan in geen enkel opzicht een nuttige bijdrage leveren aan de totstandkoming van een pluralistisch en inclusief debat.

Met de komst van sociale media lijkt de ook de plaats verschoven waar het grootste deel van het publieke debat plaatsvind. Dat is niet meer te vinden op de opiniepagina’s van kranten en tijdschriften, maar in de timelines en feeds van Facebook en Twitter.

Die lijken veel inclusiever dan de papieren opiniepagina’s. De plaatsing van je brieven of mening ligt niet in de handen van de nukken van een of andere redacteur, die al snel iets ‘te moeilijk’ of ‘niet relevant’ vindt voor zijn lezerspubliek. Nee, ditmaal is het die redacteur zelf die irrelevant is geworden. Je mening kun je geven wanneer je het zelf wilt, net zoals iedereen. Het zou zomaar zo kunnen zijn dat het publieke debat nu pas echt een zaak van het publiek geworden.

Helaas, de werkelijkheid van het web blijkt weerbarstig. Er zijn flinke discussies gaande op internet en iedereen bemoeit zich met van alles. Maar een publiek debat is het niet.

Sociale media zijn de concretisering van sociaalwetenschappelijke theorieën. Zoals ingenieurs de wegen en bruggen aanleggen waarover wij rijden, de gebouwen ontwerpen waarin we wonen en werken, de machines waarmee we rijden, vliegen en varen, zo zijn nu ook sociologen een soort ingenieurs geworden, namelijk de ontwerpers die bepalen hoe we met elkaar omgaan in de digitale ruimte.

Dat wil zeggen, sommige sociologen. Er lijkt immers maar weinig (zeg maar geen) rekening te worden gehouden met de regels van het publieke debat. Niet alleen omdat die regels lastig zijn – de sociale netwerkanalyse die ten grondslag ligt aan Twitter is niet veel eenvoudiger, denk ik – wel omdat die regels voor een individuele gebruiker moeite kosten om te handhaven: ze vergen inspanning en toewijding.

Dat is een slecht verdienmodel. Wat een digitaal platform nodig heeft is een verslavende combinatie van gemak en behaagzucht, zodat we telkens maar weer terugkeren naar de site.

De verslaving aan sociale media komt voort uit de mogelijkheid om de beste versie van jezelf te laten zien en daar ook nog voor beloond te worden. Een like voor je vakantiefoto, een retweet van je scherpe opmerking, en je dopamineniveau schiet omhoog. Het duurt niet lang of je hersenen schreeuwen om meer, om nog meer vind-ik-leuk’s.

Maar het gaat niet zozeer om de beste versie van onszelf te laten zien, vooral laten we zien van welke groep wij een lid zijn. We willen laten zien dat we er bij horen, door de juiste plaatjes te tonen op Instagram, de juiste playlists op Spotify, de juiste boodschappen op Twitter en de juiste likes op Facebook.

Eigenlijk alle handelingen op sociale media zijn er op gericht om grenzen te trekken tussen diegenen die bij ons horen en diegenen die dat niet doen. Dat gebeurt via normen. Een gemeenschap is een groep mensen die dezelfde normen delen – althans zo lijkt het. In werkelijkheid doet de inhoud van die normen er niet echt toe, dat is een stok om mee te slaan: als de ‘ander’ dezelfde norm zou hanteren, kan zij niet zomaar lid van ‘onze’ groep worden; in plaats daarvan zullen we een andere, of een aangepaste, norm gaan hanteren.

Dat is precies wat op sociale media platforms gebeurt: de gebruikers poneren normen die laten zien tot welke groep ze horen en, belangrijker nog, wie er niet tot deze groep behoort. Gemeenschappen worden gecreëerd en gereproduceerd door te wijzen op de normen die gebruikt worden om mensen buiten te sluiten.

Op sociale media worden ‘stammen’ gecreëerd die normen hanteren waarmee ze zich superieur aan andere stammen weten te wanen. Politieke discussies worden dan ook niet anders dan tribale conflicten tussen verschillende werkelijkheden, waarbij er maar weinig aanleiding is om het conflict te overstijgen.

Dit is geen publiek debat: dit is roddel. Sociale media bieden de behaagzucht van de kroeg, maar dan in de virtuele wereld, waar je met je vrienden naar toe gaat om elkaars gelijk te bevestigen en de rest van de wereld voor gek te verklaren.

De dopamine-rush die we krijgen als we ons scherm verversen, komt voort uit de erkenning erbij te horen. Voor ons, sociale dieren die we zijn, is er weinig dat zo belangrijk is.

De feeds doen het lijken alsof er iets bestaat als een eenduidige gemeenschap, een cultuur waartoe je behoort of niet, waarden en normen die een consistent geheel vormen. Waarbij het eenvoudig is om vast te stellen wie erbij hoort en wie niet.

Het is niet moeilijk om van de Facebook-groepen waar je lid van bent, hoe onschuldig die ook mogen zijn, de onderliggende sub-tekst te articuleren. Het is de sub-tekst van een enkelvoudige identiteit waaraan alle individuele meldingen en reactie ondergeschikt zijn.

Een algoritme hoeft helemaal niet zo slim te zijn om te kunnen bepalen wie bij welke groep hoort en wat de leden van die groep graag willen horen. Mensen verbeelden zichzelf maar wat graag dat zo’n groep een mooi geheel is met een vaste, herkenbare identiteit. Dus wat zo’n algoritme ook aanbiedt, mensen zien al snel een bevestiging van hun verbeelding.

Maar scherp afgebakende gemeenschappen met een duidelijke identiteit bestaan niet en zouden ook niet moeten worden beoogd. Dit streven gaat ten koste van de waardigheid waarop ook misfits en de outsiders recht op hebben, van de tegenstemmen die nodig zijn om tot verbetering en innovatie te komen, van de inclusiviteit die een Verlichte samenleving behoort na te streven.

Een publiek debat is juist bedoeld om deze waarden en ideeën mogelijk te maken. Door pluraliteit te waarborgen moeten dit debat een niet-enkelvoudige gemeenschap mogelijk. Wat een gemeenschap tot een gemeenschap maakt is niet de ingebeelde eenheid, maar het vermogen om vreedzaam conflicten op te lossen. Het is hier dat het publieke debat zijn essentie vindt, de strijd via woorden en argumenten met als doel een taal te vinden waarmee tot collectieve antwoorden gekomen kan worden.

Internet is een marktplaats, waar bedrijven het voor het zeggen hebben. Dat roddel lucratief is wekt geen verbazing. Wat wel verbazing zou moeten wekken is de naïviteit over de mogelijkheden van sociale media. Je ziet pogingen van overheden om hun werking bij te stellen: na het Cambridge Analytica-schandaal wordt van Facebook om meer verantwoordelijkheid gevraagd; na een reeks fake news-berichten worden informatiecampagnes gestart.

Maar dit soort gebeurtenissen zijn geen uitwassen van sociale media, ze zijn intrinsieke eigenschappen. Zoals we allemaal weten, de essentie van roddel is dat de waarheid er niet toe doet. De roddel dient het vaststellen van de grens tussen ‘wij’ en ‘zij’, de grens tussen waar en onwaar is volstrekt irrelevant.

Het is niet verkeerd om sociale media te gebruiken, maar het is wel verkeerd om te verwachten dat deze media een publiek debat kunnen faciliteren. Daarvoor zijn toch echt andere ontwerpkeuzes nodig die niet voor de hand liggen zolang de sociale media afhankelijk zijn van onze verslaving aan behaagzucht. Voor het publieke debat moeten we het vooralsnog hebben van andere media.

Natuurlijk, conventionele kranten en tijdschriften worden ook gemaakt om geld mee te verdienen en discussies zijn maar al te vaak maar weinig verheffend. Maar die oude media lenen zich net iets minder voor roddel. Mensen worden minder in de gelegenheid gesteld om actief grenzen tussen groepen mensen te trekken, als je wilt deelnemen aan zo’n publiek debat, wordt je gedwongen enige afstand van jezelf te nemen, om na te denken wat je positie is met betrekking tot andere posities. Alleen op basis van zulke reflectie kan een publiek debat ontstaan en de stammenstrijd te ontstijgen.

Verder lezen:

Marin, L. (2021). Sharing (mis) information on social networking sites. An exploration of the norms for distributing content authored by others. Ethics and Information Technology. doi:10.1007/s10676-021-09578-y.

Marres, Noortje (2017), Digital sociology: The reinvention of social research (John Wiley & Sons).

Be Sociable, Share!
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie