De vrije wil bestaat omdat we dat willen

[Click here for the English version of this post]

Velen lijken te deken dat de vrije wil een fysisch verschijnsel dat aan natuurwetten gehoorzaamt, hetgeen leidt tot verwarring over het al dan niet bestaan van die vrije wil. Maar de vrije wil is bovenal een idee dat ons helpt ons morele leven te organiseren. Het wijst ons op de keuzes die we kunnen maken of hadden kunnen maken. Keuzes die we bewust genoeg hebben genomen om verantwoordelijk voor gehouden te kunnen worden.

Discussies over de vrije wil zijn weinig verheffend. Vaak omdat de vrije wil als een natuurwetenschappelijk fenomeen gezien, iets zoals de zwaartekracht of thermodynamische wetten. Dat gaat natuurlijk al snel mis, natuurwetten beschrijven onveranderlijke, deterministische verbanden, de vrije wil gaat juist over handelingen die niet gedetermineerd zijn. Dat alles leidt tot de stelling dat de vrije wil dus niet kan bestaan. Immers, er is immers niets binnen dit universum dat niet gehoorzaamd aan natuurwetten. Ergo, de vrije wil is een illusie en alle keuzes die we maken zijn al vastgelegd.

Het is geen toeval dat het nogal eens hersenonderzoekers zijn van wie dit soort claims komen. Zij houden zich immers bezig met de studie van de fysische werking van de hersenen. Daarbij gaat het om vragen naar de wijze waarop neurologische processen verlopen, de eigenschappen van onze grijze cellen, de mechanismes binnen ons brein die als computeralgoritmes komen tot een uitkomst die we ten onrechte ervaren als een bewuste beslissing. Dan ‘zijn’ we weinig meer dan ons brein, niet meer dan het lichaam dat willoos de algoritmes van ons neurale netwerk uitvoert.

Als je dan toch de vrije wil natuurwetenschappelijk wilt verklaren verwijzen sommigen naar theorieën als quantummechanica, want daarvan wordt gesteld dat ze niet-deterministisch zijn. Dat is niet alleen te wijten aan een slecht begrip van de quantummechanica, maar vooral van een verkeerde interpretatie van de vrije wil.

De vrije wil hoeft helemaal niet als natuurkundig verschijnsel verklaard te worden, om de zeer eenvoudige reden dat ze dat niet is. Het gaat niet om een empirisch fenomeen, maar om een idee waarmee we op een geaggregeerd niveau een beschrijving van al die dingen die we doen. Het is een soort doos waarin we handelingen stoppen en met een zwarte stift ‘vrije wil’ opschrijven. Het is een talig ding dat ons toestaat gedane handelingen te evalueren en om ons op toekomstige handelingen voor te bereiden.

Wat fysiek gezien de aanleiding van die handelingen is geweest, doet er daarbij niet zoveel toe. We noemen al die handelingen gewoon bewust en intentioneel, ook al komen vele van de handelingen die we maken en de beslissingen die we nemen op ondoordachte wijze tot stand.

Dit idee van de vrije is gebaseerd op ons vermogen als een coherent wezen te handelen en dat kan leren om betere beslissingen te nemen. Maar bovenal fungeert de vrije wil als fundament van het morele stelsel waarbinnen wij met elkaar tot afspraken komen over wenselijk gedrag.

Dat ons bewustzijn zo veel beslissingen als de uitkomst van een coherent handelend organisme ziet, is volgens sommige auteurs een evolutionair trucje. Het is blijkbaar efficiënt om als enkelvoudig handelend wezen te reageren op veranderingen van buitenaf – in ieder geval als je het vergelijkt met wezens die zichzelf niet als een coherent wezen zien. Dit schijnbare coherente handelen komt er op neer dat de verschillende manieren waarop beslissingen tot stand komen worden ervaren als identiek.

In werkelijkheid reageert ons brein én ons lichaam op allerlei manieren op veranderingen van buitenaf. Het brein bestaat uit verschillende gebieden met hun eigen functies en hun eigen manieren van werken. Deze hersengebieden interacteren met elkaar en met de zintuigen of ze doen dingen op hun eigen houtje. Het lichaam stuurt hormonen en zenuwprikkels heen en weer die ons allerlei dingen laten doen. Maar door het brein worden al die besluitvormingsstromen georganiseerd als een enkelvoudige manier van beslissen; binnen het ‘cartesiaanse theater’ van ons bewustzijn zijn onze besluiten bewust, doordacht en doelgericht. Al die heen en weer springende neuronen en hormonen die in al die hersengebieden en al die klieren komen tot een diversiteit aan impulsen die aanzetten tot actie, worden op de een of andere wijze georkestreerd als een enkelvoudige motivatie. Alleen als we gaan slapen schakelen we ons coherente bewustzijn uit en belanden we in een droomtoestand waar chaos en willekeur lijken te overheersen.

Door als coherent wezen te handelen geven we onszelf het gevoel van controle te hebben: wij zijn de baas over wat we doen. Dat vinden we zo fijn dat het gevoel géén controle te hebben een van onze meest frustrerende ervaringen is. Een peuter die niet zelf mag kiezen wat ze op haar boterham wil zal boos worden; laat je haar kiezen tussen jam of chocopasta, dan geef je haar de illusie dat ze zelf haar keuze bepaalt.

Wat de evolutionaire functie van deze illusie is zou ik overigens niet weten. Een prettig gevoel bij het hebben van controle over je beslissingen lijkt voorbehouden aan mensen. De meeste zoogdieren zullen die niet echt kennen, ze doen slechts wat ze doen. Niet dat dieren geen wil hebben – denk maar aan een poes die voor de deur staat te miauwen om naar binnen gelaten te worden –, maar ze hebben geen vrije wil: om daadwerkelijk keuzes te maken heb je een taal nodig zodat je in je hoofd verschillende scenario’s kunt afspelen en op basis van je eigen afwegingen tot een keuze tussen die scenario’s kan komen. Je moet in discussie kunnen gaan met jezelf, afstand kunnen nemen van het moment.

Daarmee wordt de vrije wil een fenomeen dat niet alleen door neuronen en hormonen wordt bepaald (waarmee het als fysiologisch zou kunnen worden geanalyseerd), maar ook door taal, een fenomeen dat enerzijds buiten ons bestaat en anderzijds niet kan bestaan zonder dat het gedeeld wordt door de mensen die die taal spreken. Een intersubjectieve werkelijkheid waarvan een beschrijving in termen van neurale processen, luchttrillingen of inktmoleculen fundamenteel tekort schiet.

Het delen van zo’n taal leert de mens onwaarschijnlijk snel: voor de kiezende peuter is ‘jam’ en ‘chocopasta’ al voldoende vocabulaire om zichzelf als een vrij kiezend mensenwezen te gedragen.

De illusie dat we altijd controle hebben over onze beslissingen, betekent zeker niet dat we nooit controle hebben. Integendeel, veel van onze beslissingen worden écht bewust genomen. Er is geen evolutionair aangeboren vermogen om rekensommen te maken, toch kunnen we dat. Misschien doen we het niet zo graag en gokken we liever op de goede uitkomst, of zoals Kahneman en Tversky stellen: we zijn geneigd ons luie Systeem I in te zetten dat functioneert op basis van heuristieken en giswerk dan Systeem II waarin we op basis van krakende hersenen komen tot een nauwkeurig afgewogen antwoord. Desalniettemin, er is dus blijkbaar iets als Systeem II dat op bewuste, bijna rationele, wijze werkt. Niet voor niets is ons prefrontale cortex, daar het rekenen gebeurt, zo enorm groot. Dat is echt niet een soort blinde darm of stuitbeentje. We kunnen gewoon bewust kiezen als we dat maar willen.

De illusie van controle komt er dus vooral op neer dat we al onze beslissingen als bewust zien. Of beter gezegd willen zien, omdat dat ons dus een lekker gevoel geeft. Maar die controle is nog niet hetzelfde als de vrije wil. Het belang van die vrije wil is niet dat de evolutie ons op een of andere wijze ons heeft geleerd dit een lekker gevoel te geven, net zoals de combinatie van vet en zout ervoor zorgt dat we graag pizza eten.

Zoals ik hierboven al stelde, een bewuste keuze komt er op neer dat je een aantal toekomstige mogelijkheden uitstippelt en vervolgens bekijkt welke van die mogelijkheden het meest wenselijk is. De illusie van de bewuste keuze komt er op neer dat je dat niet doet, maar dat je met dat ontzettend grote hoofd van je wel achteraf kunt reconstrueren hoe je tot die beslissing gekomen bent als je die bewust had gemaakt.

Dat lijkt wellicht een tamelijk nutteloos geval van rationalisatie waarmee we de illusie van controle in stand kunnen houden. Een cynische visie zou zijn dat we door onszelf voor de gek te houden, we het gevoel van baas-in-eigen-hoofd niet hoeven op te geven.

Maar zo’n visie schiet tekort. Het vermogen achteraf te beredeneren wat een bewuste keuze had kunnen zijn, stelt je in staat te leren om in het vervolg betere beslissingen te nemen -­ zoals ik al eerder heb beweerd. Het idee van de vrije wil geeft dan vooral de richting aan van hoe het brein had moeten werken in een ideale wereld. Door zo’n ideaalbeeld te gebruiken, stimuleren we onszelf over onze keuzes na te denken, zodat we tot betere keuzes kunnen komen.

De essentie is dat onze vrije wil reageert op wat we onbewust of minder bewust doen. Bijvoorbeeld is je gut feeling om als een gek aan je neus te gaan krabben als je daar jeuk hebt. Vervolgens kunnen we kiezen wat te doen. Gehoor geven aan de jeuk en lekker doorgaan met krabben of de sociale etiquette volgen en je jeuk zo goed en zo kwaad mogelijk negeren. De vrije wil laat zich dus niet alleen slecht verklaren als fysisch verschijnsel, maar ook het is ook geen verschijnsel dat zomaar causaal beschreven kan worden: het handelen volgt niet altijd uit de wil, maar soms is de volgorde omgedraaid.

De vrije wil is dus meer dan alleen hedonisme, het is meer dan iets dat een goed gevoel geeft, maar het is ook meer dan het mechanisme waarmee we onze handelingen kunnen afstemmen op sociale normen. Het vermogen om op autonome en intentionele wijze tot keuzes te komen is het fundament van ons morele stelsel gaan vormen, het is de wijze waarop wij ons als individu tot onze samenleving verhouden. Waar in traditionele samenlevingen er maar weinig ruimte voor de ‘ik’ was ten aanzien van de ‘wij’, is er nu veel meer ruimte. De ‘ik’ is niet alleen meer een onderdeel van het ‘wij’, maar een individu. En dat is alleen mogelijk door vrije wil als uitgangspunt te nemen.

Daarmee wordt het immers mogelijk individuen als individuen aansprakelijk voor datgene dat ze doen. Maken ze een foute keuze dan worden ze daar individueel op aangesproken en zo nodig individueel voor gestraft. Tot niet al te lang geleden werden dieren berecht voor moord en heksen berecht voor onheil. Het is vooruitgang dat we dat niet meer doen. Een dier kan weinig anders dan te doen wat het doet, een groep vrouwen kan weinig doen aan een misoogst of maatschappelijke kommer en kwel. Tegenwoordig dienen straffen alleen diegene te treffen die een keuze gemaakt heeft. Een dergelijk verband tussen individu en keuze kan alleen gehandhaafd worden als we kunnen veronderstellen dat dat individu uit vrije wil gehandeld heeft: zij had de mogelijkheid een andere – betere – keuze te maken. De keuze is bewust genoeg geweest om de handelende persoon er op aan te spreken.

Het geloof in de vrije wil maakt het mogelijk om tot een collectieve afspraak te komen die ons in staat stelt verantwoordelijk te houden voor datgene wat we doen. Dit is het resultaat van een lang historisch proces waarin gepoogd is het traditionele morele denken te vervangen door een Verlichte manier van denken gebaseerd op individuele autonomie en verantwoordelijkheid. Denken, spreken en kiezen doe je voor jezelf.

Het is een collectief moreel project waarin het zwaartepunt bij het individu is gelegd. Met andere woorden, met zijn allen willen we dat de vrije wil van het individu dient als grondslag voor de manier waarop we de samenleving inrichten. Die inrichting zien we vooral terug in het rechtssysteem waar individuen worden aangesproken op hun daden en zo nodig als individuen worden berecht en in de parlementaire democratie waar we als individu op een andere individu stemmen.

Dat wil niet overigens zeggen dat het proces van Verlichting is afgerond. Vaak baseren we onze oordelen over andere personen op basis van de groep. Soms is dat onvermijdelijk omdat we in groepen opereren, maar al te vaak is dat laakbaar en veroordelen we iemands doen en laten op basis van afkomst of geslacht.

Een andere moeilijkheid is dat het niet altijd duidelijk is wanneer iemand bij een foute beslissing ‘er iets aan had kunnen doen’. Sommige van de hierboven beschreven hersenonderzoekers die de vrije wil betwisten stellen dat we eigenlijk nergens iets aan kunnen doen, want alle onze keuzes zijn volgens immers bepaald door wat het brein doet. Als je iemands gedrag wilt verbeteren spreek je haar niet aan, maar zorg je bijvoorbeeld met enig chemisch ingrijpen voor het herstel van de hormoonhuishouding in het brein.

De bepaling of iemand iets bewust ‘genoeg’ heeft gedaan, zoals ik het boven formuleerde, is niet primair aan de wetenschap, maar aan een intrinsiek talig instituut als de rechtbank. Voor de rechter kan iemand laten zien of een andere keuze mogelijk had kunnen zijn, en welke motivaties gegeven kunnen worden voor de gemaakte keuzes. Zelfs als dat rationalisaties achteraf zijn (daarbij kan de wetenschap natuurlijk prima helpen om iets te zeggen over het al dan niet onmogelijk is geweest een andere keuze gemaakt te hebben).

Een persoon dient boven alles te worden aangesproken als een moreel individu, en niet als een zak fysische eigenschappen, want dat betekent en dat het vermogen wordt ontkend dat individuen zelf na kunnen denken hoe ze het anders en  hoe ze het beter hadden kunnen doen. Door dat vermogen weg te nemen wordt individuen de kans ontnomen moreel te leren. En dat is niet de afspraak die we gemaakt hebben en daarmee is het een gevaar voor de wijze waarop wij willen samenleven.

Be Sociable, Share!
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.