Issues in de relatie tussen wetenschap en politiek

[Click here for the English version of this post]

Wat de politieke controverses rondom klimaat, vaccinatie of stikstofdepositie laten zien is dat het bij kenniskwesties binnen een politieke context niet gaat om wat valide kennis is, maar om wat iemand gelooft dat waar is. Tegelijkertijd worden deze geloofskwesties vaak als wetenschappelijke conflicten uitgevoerd – wat leidt tot frustraties van zo’n beetje iedereen die betrokken is in zo’n controverse. Dit wil niet zeggen dat dit soort issues gedepolitiseerd moeten worden, dat zou ondemocratisch en contraproductief zijn. In plaats daarvan zou er nagedacht moeten worden over welke reikwijdte aan maatregelen er mogelijk zijn op basis van de best mogelijke kennis. Daarmee zou er een debat kunnen ontstaan over welke maatregelen wenselijk zijn in plaats van een debat over de geloofwaardigheid van wetenschappelijke kennis.

Het lijkt onvoorstelbaar dat er nog steeds klimaatsceptici zijn. Dat er ouders die hun kinderen niet laten inenten. Dat boeren de stikstofmetingen van een gerenommeerd expert-instituut betwisten. In alle gevallen gaat het om wetenschap die wordt betwijfeld door het grote publiek. Er zijn nog meer voorbeelden, maar ik beperk me hier tot deze drie aansprekende gevallen, waarin amateurs en leken het beter denken te weten dan experts die er voor gestudeerd hebben en jarenlange ervaring hebben. Of is het juist onvoorstelbaar dat in een democratie geen gehoor wordt gegeven aan de wensen van burgers? Dat de politiek niet gehoorzaamt aan het gevoel dat heerst in de samenleving, maar zich volledig laat leiden door de wetenschap?

De relatie tussen wetenschap en politiek lijkt een moeilijk soort huwelijk te zijn tussen partners die soms samen dingen moeten doen, maar die het liefst hun eigen weg gaan. Dit huwelijk zou dan alleen maar lastiger worden als alle mogelijke kennis slechts een muisklik ver weg is. Niet alleen de politiek, maar ook kennis is gedemocratiseerd. Tegelijkertijd lijkt het niet altijd de bedoeling dat iedereen zich zomaar met de geldigheid van gezaghebbende kennis bemoeit.

Psychologisch onderzoek onderstreept hoe moeilijk het huwelijk tussen wetenschap en politiek. Het menselijke brein werkt anders al naar gelang het om een wetenschappelijke of een politieke kwestie gaat. Daarbij verliezen mensen hun vermogen tot helder nadenken als het gaat om een politiek onderwerp. Ons tribale primatenbrein neemt het dan over: in plaats dat we vanuit een aantal erkende premisses naar een conclusie toeredeneren, zoeken we argumenten bij de conclusie die wij wenselijk vinden en die onze morele superioriteit aantonen.

Dit gaat om kernenergie, economische maatregelen, drugsbeleid, immigratie, en ga zo maar door. Bij dit soort gepolitiseerde thema’s wordt je voorkeur bepaald door je politieke positie en zet je al je breinkracht in om deze voorkeur te legitimeren. Kortom, de confirmation bias neemt het van je over.

Om uit deze impasse te komen en het wantrouwen in expertise op te heffen zou het dan niet het beste zijn om dit soort thema’s te depolitiseren? Want dan kun je immers weer komen tot een afgewogen oordeel. Geen protesten tegen windmolenparken en kerncentrales die zullen zorgen voor schone energie, geen nationalistische sentimenten die ervoor zorgen dat landen zich terugtrekken uit internationale verdragen en verbonden, geen ‘antivaxxers’ die hun kinderen een bedreiging voor de gezondheid van andere kinderen laten zijn, geen goedpraterij van islamitische fundamentalisme, en ga maar door.

Deze depolitisering wordt ook bepleit door Steven Pinker in zijn boek Enlightenment now. De politieke mens is een onredelijk mens en volgens Pinker kan alleen de rede ons voorwaarts brengen. Maar hoe redelijk Pinkers betoog zelf is, valt te betwijfelen. Laten we met een koel hoofd kijken naar de wijze waarop discussies over kennis in politieke kwesties zich voltrekken – in plaats van ons te leiden door zoveel boosheid en frustratie over de onnozelheid van de leek  zich uitspreekt in wetenschappelijke kwesties.

Een eerste opvallende eigenschap van dit soort discussies is dat ze nogal eens gevoerd worden in termen van tegengestelde kennisclaims. Eigenlijk is dat gek. Want wat zou het klimaatsceptici, antivaxxers of boze boeren nu schelen wat de wetenschappelijke stand van zaken is. Ze maken zich toch ook niet druk om zwarte gaten of higgsdeeltjes? Deze partijen hebben hun redenen om het niet eens te zijn met klimaatmaatregelen, vaccinatieprogramma’s, of stikstofbeleid, en ze moeten ook de gelegenheid hebben hun ongenoegen met die maatregelen te uiten. Maar dat protest betreft toch de politiek en als de achterliggende kennis niet wordt vertrouwd, dan speelt dat toch alleen maar op indirecte wijze een rol? Dat hoeft toch niet de spil van het debat te zijn, het zou toch slecht een zaak van secundair belang moeten zijn?

Een tweede punt dat opvalt is dat emoties worden gewantrouwd als vijand van de redelijkheid. Ze zouden ervoor zorgen dat je blik vernauwt en niet meer het overzicht behoudt dat je nodig hebt om goede beslissingen te nemen. Tegelijk is het duidelijk dat in het hele politieke spectrum mensen boos, bang, of gefrustreerd zijn.

In zekere zin is blikvernauwing inderdaad het gevolg van emoties. Maar dat heeft wel degelijk een doel, het stelt je namelijk in staat om überhaupt een beslissing te nemen. Zonder emoties zou je de hele dag niets doen.

Emoties roepen je op om te handelen, en ze tolereren daarbij geen uitstel. Een emotie schreeuwt: doe iets en doe het nu! Emoties vormen de wijze waarop het bewustzijn laat merken dat er iets mis is met de wereld dat hersteld moet worden.

Je wordt boos als iemand je eer krenkt, die boosheid laat die persoon zien dat je dat serieus neemt. Je schaamt je als je een sociale norm overtreedt, zodat je de volgende keer wel zult houden aan de geldende regels en normen. Je bent afgunstig als je iemand iets ziet verdienen wat je ook wilt hebben – een prijs, een promotie, heel veel geld -, zodat je nog beter je best gaat doen om dat ook te bereiken. Je wordt verdrietig als je iets verliest, zodat je niet zult vergeten wat er echt belangrijk voor je is. En soms ben je gewoon blij, dan hoef je niets te doen.

Ook politieke emoties roepen op tot handelen omdat er een misstand is die hersteld moet worden. Een voorwaarde hiervoor is natuurlijk dat je je identificeert met een groep, dat je dezelfde emoties hebt als iedereen binnen een groep. Maar je kunt je één voelen met een groep, zo’n groep heeft geen bewustzijn en waarnemingsvermogen. De groep ziet nooit zonder meer wat er mis is met de wereld. John Dewey introduceert ‘issues’ als zaken die het publiek raken, waar ze belang aan hechten, zich zorgen om maken.

Maar niet alles kan zomaar een issue worden. Sommige issues zijn cultuurgebonden, zo zal in het ene land werkloosheid als een collectief probleem gezien worden, terwijl het in een ander land alleen een probleem voor een werkloos individu is. Vaak worden issues gemaakt, bijvoorbeeld omdat iemand succesvol een grotere groep weet te overtuigen dat iets van belang is. Soms verschijnt een issue volledig toevallig. Maar als iets een issue is, dan is het onderwerp dat mensen mobiliseert, dan is het iets waar ze belang aan hechten, een onderwerp waarbij ze een politieke emotie hebben, een onderwerp waar iets aan gedaan moet worden.

Ik sprak hierboven over emoties die binnen een collectief gedeeld worden. Dit suggereert wellicht een beeld dat te homogeen is, namelijk dat iedereen binnen een land hetzelfde gevoel heeft. Zoals iedereen staat te juichen bij een voetbalwedstrijd.

Maar zo werkt het niet binnen een democratie: die gaat uit van veelheid aan meningen, waarden, overtuigingen, etc., waarbij mensen vrij zijn te kiezen waarin zij geloven en wat zij belangrijk vinden. Het doel van een democratisch systeem is al die verschillende waarden en visies tegen elkaar af te wegen zodanig dat er toch besluiten worden genomen die op iedereen betrekking hebben.

Elke maatregel zal tegenstanders hebben, daarbij is het essentieel aan de democratie dat die tegenstanders het recht hebben om op vreedzame wijze in het geweer te komen tegen zo’n maatregel. Dat kan het meest eenvoudig door bij de volgende verkiezingen op een andere partij te stemmen, maar het kan ook door actief te demonstreren tegen die maatregel. Het kan ook door tegenstand te mobiliseren, bijvoorbeeld door de onderbouwing of de steun voor zo’n maatregel te ondergraven. Mensen committeren zich aan een bepaald doel, ze vereenzelvigen zich met een partij of stroming. Ze voelen zich verwant met de richting en het doel ervan: politieke emoties worden in het leven geroepen.

Politiek is het terrein waarop emoties heersen. Het is het institutionele domein dat is ingericht om misstanden in de samenleving te identificeren en aan te pakken. Dat gaat meestal in alle redelijkheid, maar uiteindelijk draait de politiek om gedeelde emoties die aanleiding geven tot collectief handelen.

Wetenschap daarentegen geeft geen aanleiding tot handelen. Wetenschap leidt tot kennis en begrip. Wetenschap gaat over wat is, niet over wat zou moeten zijn. Kortom, de wetenschap kan je, in principe, niet vertellen wat er moet gebeuren. Alle politieke maatregelen die rechtstreeks lijken te volgen uit wetenschappelijke kennis zijn intrinsiek politieke maatregelen.

Maar is het echt zo dat als het klimaat blijkt te veranderen dat niet hoeft te leiden tot iets als een energietransitie? Is het zo dat je jonge kinderen moet vaccineren als je daarmee het aantal sterfgevallen significant kunt reduceren? Betekent het inderdaad niet dat boeren weg moeten als hun vee te veel stikstof uitstoot in de buurt van natuurgebieden? Het is allemaal niet noodzakelijk, maar het ligt natuurlijk wel heel erg voor de hand.

Kennis is vaak niet alleen kennis, maar is toch ook een oproep tot handelen. Meer dan dat, het roept op tot handelingen met ingrijpende gevolgen. De energietransitie vraagt, naast grootschalige investeringen, om verregaande verandering van onze dagelijkse praktijken. Vaccinatieprogramma’s vereisen dat ouders hun kinderen laten inspuiten met een goedje waarvan ze maar moeten geloven dat het goed is. Bovendien worden de kinderen onderdeel van een groot utilistisch programma, waarbij het niet gaat om hun individuele gezondheid van het kind – het alfa en omega van elke ouder – maar om de gezondheid van een abstract collectief. Boeren verliezen niet alleen hun boerderij, maar wordt in feite verteld dat ze hun hele leven verkeerd bezig zijn geweest.

Kortom, in dit soort kwesties worden issues gemaakt door wetenschappelijke kennis. Die kennis raakt mensen en raakt mensen direct. En niet alleen dat, de manier waarop er over deze issues wordt nagedacht en gesproken, in wat kaders beleidsmaatregelen worden gegoten, al deze dingen volgen uit de wijze waarop de wetenschap haar inzichten presenteert.

Dan wordt het allemaal veel verklaarbaarder waarom protesten tegen dit soort maatregelen al snel vervallen in pogingen de validiteit van de achterliggende kennis te ondergraven. Maar hiermee ontstaat er een debat dat niemand tevreden stelt: de experts die vinden dat hun wetenschap op ondeugdelijke gronden wordt betwist én de tegenstanders die zich niet serieus genomen voelen.

Tegenstanders voelen zich geroepen om tegen de wetenschappelijke stand van zaken in te gaan door die kennis te ontkrachten of door alternatieve kennis voor te stellen. Dit werkt misschien voor een steeds kleiner wordend clubje gelovigen, maar uiteindelijk is het een heilloze en contraproductieve weg. Waar het toe leidt is dat de wetenschap nog beter gaat uitzoeken hoe het probleem in elkaar zit, zodat de geopperde kennis steeds beter onderbouwt wordt.

Zo weten we heeft kritiek van klimaatsceptici geleid tot steeds meer onderzoek en weten we tegenwoordig weinig dingen zo zeker als dat het klimaat verandert. De tegenstanders lijken met hun kritiek wel tijd te hebben gekocht, maar uiteindelijk leidt dit uitstel er alleen maar toe dat er nog drastischer maatregelen zullen worden uitgerold om klimaatverandering tegen te gaan. Vergelijkbare ontwikkelingen zie je bij vaccinatieprogramma’s, waarbij nu steeds vaker verplichtingen en verboden worden ingevoerd.

Wat tegenstanders rest zijn samenzwerings- en complottheorieën, dan ook welig tieren. Als de wetenschap niet ondergraven kan worden, dan worden de pijlen gericht op de wetenschappers en andere gezagsdragers zelf. Zij worden beticht gezwicht te zijn voor het grote geld, te streven naar werelddominantie of de wens het volk dom te houden. Sommigen zullen als vermoeden dat mensen voor de gek worden gehouden. Maar hoe luid deze critici hun visie ook mogen verkondigen, het is vooral een laatste strohalm die de onhoudbaarheid van hun positie laat zien.

Dat kennis zelf neutraal is en niet oproept tot handelen is een wat artificiële claim, zoals hierboven laten zien. Je handelt immers naar wat je denkt wat waar is. Je emoties zetten je aan tot handelen, maar die handelingen vinden plaats op basis van het wereldbeeld waarin je gelooft.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat er volop voorbeelden zijn van conflicten die gingen om de combinatie van macht en waarheid, zo’n beetje elke religieuze oorlog uit het heden en verleden. De bloedige ellende die uit dit soort oorlogen voortkwam, is juist aanleiding geweest de vraag naar waarheid los te koppelen van de vraag naar macht. Emoties werden niet meer toegelaten in de wereld van de wetenschap. De kennis die de wetenschap valide acht, is niet gebaseerd op geloof, maar op epistemologische principes en gekalibreerde methodes.

Het is dan misschien ook niet helemaal terecht om te spreken van een moeilijk huwelijk tussen wetenschap en politiek, maar dat het juist gaat om een niet helemaal gelukte echtscheiding. De partners hebben wel afgesproken hun eigen weg te gaan, maar zo nu en dan komen ze toch weer bij elkaar. Ongemakkelijk, maar toch vertrouwd.

Wat zijn de lessen die we kunnen trekken? Hoe moeten we omgaan met politieke controverses waarvan de kern wordt gevormd door onenigheid over kennisclaims?

Allereerst is depolitisering van dit soort controverses een verkeerde oplossing. Ten eerste is het fundamenteel ondemocratisch: mensen hebben het recht te protesteren tegen maatregelen die hen aangaan. Ten tweede is het onhandig. Als mensen niet de kans krijgen zich rondom issues te mobiliseren, weet je als politieke besluitvormer niet wat wordt gezien als belangrijk binnen een samenleving. Het proces van issue formation is wellicht de belangrijkste wijze waarop een samenleving zichzelf politiek organiseert. Besluitvormers kunnen (en moeten) hiervan leren: om maatregelen in te kunnen voeren die responsief zijn ten aanzien van de wensen en voorkeuren van de samenleving, moeten ze zich richten op de issues die er spelen.

Ten tweede moeten we nadenken over de wijze waarop we recht kunnen doen aan de scheiding tussen kennis en geloof zoals die institutioneel is doorgevoerd. Als maatregelen worden gebaseerd op wetenschappelijk kennis lijkt het verstandig om die kennis niet te gebruiken om een enkelvoudig pakket maatregelen op stellen. Dit geeft immers aanleiding tot discussies over de validiteit kennis die in zichzelf tamelijk onproductief zijn, in die zin dat ze leiden tot het uitstellen van effectief beleid en tot tal van frustraties onder burgers, politici en wetenschappers.

Een oplossing zou kunnen zijn om te kijken wat voor een reikwijdte aan mogelijke politieke maatregelen is op basis van de best beschikbare kennis en vervolgens het debat aan te gaan over die verschillende mogelijkheden in plaats van een debat over de geldigheid van die kennis.

Kortom, het gaat vooral om de vragen wat belangrijk en wat mogelijk is en in veel mindere mate gaat het om de vraag naar wat waar is.

Verder lezen:

Dewey, John (1927), ‘The public and its problems’, New York.

Latour, Bruno (1993), we have never been modern (Cambridge Harvard University Press).

Nussbaum, Martha C (2013), Political Emotions: Why Love Matters for Justice (Cambridge (MA): Harvard University Press).

Pesch, Udo, Huitema, Dave, and Hisschemöller, Matthijs (2012), ‘A Boundary Organization and its Changing Environment: The Netherlands Environmental Assessment Agency MNP’, Environment and Planning C, 30, 487-503.

Pinker, Steven (2018), ‘Enlightenment Now: The Case for Reason’, Science, Humanism, and Progress, 47.

Solomon, Robert C (1993), The passions: Emotions and the meaning of life (Indianapolis: Hackett Publishing).

 

 

Be Sociable, Share!
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie