Het verlengde denken

[For the English version of this post click here]

Hoe rationeel is dat brein van ons eigenlijk? Legt ons beperkte denkvermogen het niet af tegen een computer? Moeten we leven tussen hoop en vrees? Niet echt, al deze vragen gaan aan uit van een verkeerd idee van hoe het menselijke denken werkt (of zou moeten werken). Er zit geen processor in ons hoofd die alles voor ons regelt, dat wil ons brein ons wel laten denken, maar inmiddels weten we beter. Ons denken is een rijk en heterogeen complex aan manieren om te reageren op prikkels van buitenaf. Artificiële intelligentie is misschien sneller, maar ook vele malen armoediger. Als we slimmer willen worden dan is het vooral nodig om ons eigen collectieve denkvermogen te vergroten, namelijk door via een dialoog tot nieuwe kennis te komen. Vertrouwen op de alsmaar toenemende rekenkracht van digitale systemen leidt alleen maar tot het afnemen van dit collectieve denkvermogen.

Als je het brein vergelijkt met een computer is het maar een rammelbak, met een beperkte snelheid, een slecht geheugen en geneigd tot rekenfouten. Een computer die ook nog eens wordt afgeleid door emoties en driften. Liever zouden we zouden zuiver denken op basis van universele rekenmethoden die onafhankelijk zijn van elke lichamelijke besognes of andere toevallige omstandigheden. In alle situaties zouden we dan dezelfde soort van beslissing nemen, in staat om met een koel hoofd alle informatie zo goed mogelijk te verwerken. Kortom, het soort denken dat we ‘rationeel’ noemen.

Geen wonder dat we graag op zoek gaan naar artificiële intelligentie of medicijnen die het brein ‘verbeteren’. Het liefst stoppen we een stekker in ons hoofd zodat we nooit meer iets vergeten, ons beter kunnen concentreren, meer productief zijn. Geen wonder ook dat we bang zijn voor de computers die steeds slimmer worden, worden ze wellicht nog slimmer dan wij?

De computer maakt ons maar wat jaloers, omdat ze precies denken zoals wij hadden willen denken. Immers, de computers zoals we die kennen draaien immers om input, algoritmische bewerking en output. Een helder en eenduidig gestructureerd proces dat zich door niets laat verstoren.

Maar het is geen wonder dat computers dat zo goed kunnen. Artificiële denkkracht is immers ontwikkeld vanuit de veronderstelling dat het menselijk brein zo werkt – heel lang hadden we namelijk het alleenrecht over rationaliteit. Je ziet, hoort, ruikt of voelt wat, het bewuste brein denkt na over die impressie en bepaalt wat de optimale handeling is. Ren weg, zeg ‘au’, spits je oren, reageer met een scherpe opmerking, bouw een piramide, en ga zo maar door. De queeste van computerbouwers is dit proces mechanisch te reproduceren. Via ponskaartmachines als de pianola heeft dat uiteindelijk geleid tot supercomputers waar onvoorstelbaar grote hoeveelheden nullen en enen worden verwerkt.

De wens het brein te upgraden en de angst voor een computer die slimmer is dan wijzelf zijn twee kanten van dezelfde medaille. Beide houdingen berusten op een volkomen verkeerd beeld van onze cognitieve vermogens. Dat hele brein van ons werkt helemaal niet als een computer, we hebben ook geen bewustzijn dat als een regisseur van ons denken en handelen optreedt. Dat lijkt misschien wel zo, maar niet alles is wat het lijkt.

De computer is een reconstructie van het een idee van het menselijke denkvermogen, dat helemaal niet klopt. Inmiddels weten we dat ons brein helemaal niet zo ‘rationeel’ is, de evolutie heeft het brein veel slimmer in elkaar gezet dan dat.

Ten eerste vind het denken van de mens vind voor een groot gedeelte plaats buiten het brein. Ga maar na, de som 323 gedeeld door 17 is best lastig op te lossen tot je er pen en papier bij pakt en er een simpele staartdeling van maakt. Boodschappen vergeet je snel mee te nemen, tenzij je ze op een briefje schrijft. Als een tekenaar iets uit het geheugen wil tekenen, dan staat er bijna nooit direct een tekening op papier. In plaats daarvan schetst de tekenaar eerste een wat, hij kijkt naar zijn potloodstrepen om te zien wat hij zich herinnert. Zijn vingers die de pen vasthouden zijn in dialoog met het papier, een dialoog die zijn ogen laten zien wat hij zich herinnert. Kortom, heel veel denkwerk doen wij met onze handen en onze ogen en met onze technologie, veel meer dan we beseffen – wij zijn geboren cyborgs.

Zo bezien zijn computers niet meer dan een verdere uitbreiding van ons brein. Het brein hoeft dus ook geen upgrade, de computer is die upgrade al. Ook hoef je niet bang te zijn dat de computer ons inhaalt in denkkracht, nee, die computer is onze denkkracht. (Sowieso is die angst een beetje raar, ook vanuit de klassieke brein-wereld dichotomie gedacht. Immers, computers zijn in veel dingen al oneindig veel betere denkers dan wij. Staartdelingen die zo groot zijn dat ze niet op een behangrol passen, zijn een peulenschil voor de meest eenvoudige PC.)

Ten tweede is het bewustzijn niet de regisseur van je beslissingen. Het bewustzijn is een constructie van het brein. Het is een illusie, een film die wordt afgedraaid in onze innerlijke bioscoop. Het idee dat we overal bovenop zitten stelt ons in staat stelt snel en adequaat te reageren op veranderingen van buitenaf. Dat je bewustzijn doorgeeft dat je rechterbeen een onderdeel van je lichaam is, helpt bij het trappen van een bal. Lichamelijke reacties kunnen daarmee op effectieve wijze gecoördineerd worden. Je bewustzijn stelt je ook in staat dingen te leren. Je kunt eerdere ervaringen op je innerlijke filmdoek af laten spelen en daar over na gaan denken, zoals de spits die een penalty neemt nog eens even nagaat hoe hij die het beste kan nemen.

Sommige neurologen denken dan weer dat als ons bewustzijn niet is wat het lijkt te zijn dat we helemaal geen bewuste beslissingen maken. Dat is een malle gedachte, de voetballer die met zijn rechterbeen de bal in het doel trapt, maakt een bewust doelpunt – ook al spelen er zich onzichtbare neurologische processen af. Er is geen reden voor hem niet te juichen.

Wat het bewustzijn ook doet is onze aandacht ergens op richten. Ons denken is niet alleen uitgebreid, maar ook gericht op een concrete situatie. Eerst ‘plaatst’ ons bewustzijn ons in een bepaalde context en pas dan gaat er eens bedacht worden wat de juiste gedachte is. Overigens, dat situeren hangt nauw samen met de rol van emoties: die preparen ons denken door te situatie voor te structuren en zetten vervolgens aan tot actie. Kortom, zonder emotie geen denken en geen handelen. Met andere woorden, in niets lijkt het brein op een doos met algoritmes die overal en altijd hun werk kunnen doen.

Het is niet alleen dat we ons denken uitbreiden met pen, papier en machines. Het is een essentie van menselijk denken dat we dat gezamenlijk doen. Dat kan dankzij de enige eigenschap die ons echt uniek maakt: onze beschikking over taal. Olifanten en dolfijnen hebben misschien meer hersenen, maar wij hebben een beter strottenhoofd. Taal staat ons toe informatie op te slaan, te verzamelen en, bovenal, over te dragen aan anderen. Zeker nu we het op zijn gaan schrijven kunnen we onze kennis en ons denkvermogen voortdurend uitbreiden. Kijk maar naar de filosofie, daarin bouwen we nog steeds voort op wat Plato en Aristoteles 23 eeuwen geleden schreven.

We gebruiken taal niet alleen om met elkaar te communiceren en om van elkaar te leren, maar ook om zélf te denken. Misschien dat de voetballer die een doelpunt maakt geen talige gedachten heeft, maar als je een som uitrekent, helpt het om de dialoog met jezelf aan te gaan. In je hoofd spreek je alsof je tegen iemand anders spreekt, dit geeft je het vermogen mogelijke antwoorden te geven, te testen en zo nodig te corrigeren. Taal stelt je in staat afstand van jezelf te nemen, jezelf te zien als een bewust denkend wezen. Dit is belangrijk: het idee dat je jezelf als bewust wezen ziet, maakt je een bewust wezen. We trekken onszelf aan onze eigen haren uit het moeras.

Maar toch, zou je niet nog net iets sneller willen kunnen denken. Dat je beter kunt schaken, meer papers kunt schrijven en wat niet meer. Met slimme drugs, zou je nog wel eind komen. Dat je met een stekker in je hoofd het internet op kan, zoals sommige techno-enthousiasten beweren, lijkt me net zo waarschijnlijk als dat cryonisme mensen weer tot leven kan wekken. Breinen en computers zijn, zoals gezegd, incompatibele systemen. Bovendien, een beter brein is vooral beter en sneller en meer in vergelijking met andere mensen. Dat levert misschien meer geld of een grotere reputatie op, maar ook structurele ongelijkheid. Het lijkt vooral een kwestie van ijdelheid.

Om echt beter te kunnen denken is het effectiever om beter te luisteren, in gesprek te gaan, te lezen en apparaten te bouwen die ons beter helpen te denken. Het is in dit laatste dat we bang mogen zijn voor de enorme rekenkracht van al die kennissystemen. De apparaten die we maken versterken niet onze dialogische capaciteiten, maar vanuit hun mono-dimensionale rationaliteit leggen ze vooral op eenzijdige en onontkoombare wijze manieren van denken en doen op.

Op het gevaar af mezelf tegen te spreken, zou ik dan ook willen zeggen dat we het hoofd koel moeten houden en ons niet door angst en hoop laten afleiden. Laten we zorgen dat slimme systemen echt slim worden door ons in ons denken te helpen, zodat wij dat denken nog verder kunnen verlengen.

Verder lezen:

Clark, Andy. “Natural-Born Cyborgs?”. Cognitive technology: Instruments of mind  (2001): 17-24.

Damasio, Antonio. Descartes’ Error: Emotion, Rationality and the Human Brain. New York Putnam, 1994.

Dennett, Daniel C. Consciousness Explained. Little, Brown, 2017.

———. From Bacteria to Bach and Back: The Evolution of Minds. WW Norton & Company, 2017.

Dreyfus, Hubert L. What Computers Can’t Do: The Limits of Artificial Intelligence. Vol. 1972: Harper & Row New York, 1979.

Schirrmacher, Frank. Ego: Das Spiel Des Lebens. Karl Blessing Verlag, 2013.

Sennett, Richard. The Craftsman. Yale University Press, 2008.

———. Together: The Rituals, Pleasures and Politics of Cooperation. Yale University Press, 2012.

 

Be Sociable, Share!
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , , , , , , . Bookmark de permalink.