[For the English version of this post, click here]
Het klimaatprobleem wordt al te vaak in apocalyptische termen voorgesteld. Dat is onterecht, want we hebben al lang te maken met de ecologische en sociale effecten van klimaatverandering. Bovendien is zo’n apocalyptisch beeld contraproductief omdat het ertoe leidt dat we denken dat er toch niets tegen te doen valt, dat het te ver weg is of dat het misschien allemaal wel meevalt. Feitelijk ontbrak er een model van de klimaatcatastrofe dat laat zien wat de gevolgen van klimaatverandering zijn en hoe we met een dergelijke crisis om moeten gaan − totdat de coronacrisis kwam. Buiten de snelheid waarmee de pandemie zich heeft ontwikkeld, lijkt deze crisis in veel op de klimaatcrisis, vooral waar het gaat om de onrechtvaardige verdeling van pech en geluk. De vraag is wat de raakvlakken tussen beide crises zijn en hoe de aanpak van corona ons iets vertelt over de mogelijke en wenselijke aanpak van klimaatverandering.
—
Behalve dat de coronacrisis voor veel ellende zorgt, brengt deze ook veel kleine plannen in de war. Zo wilde ik een post schrijven over de wijze waarop de gevolgen van klimaatverandering veelal worden geschetst. Dat gebeurt in apocalyptische termen: de wereld die vergaat, de zeespiegelstijging die als een vloedgolf op ons af komt, de natuur die vernietigd wordt.
Mijn probleem met dit soort beelden is dat ze de klimaatramp voorstellen als 1) iets dat in de toekomst komt en 2) dat ons in een enkel moment zal overvallen. Dat is volgens mij een contraproductief beeld dat mensen apathisch maakt en dat aanleiding geeft tot cognitieve dissonantie. Het probleem is te groot, te onvoorstelbaar, te abstract. Dat maakt het aanlokkelijk om te denken dat het ogenblik dat we echt worden geraakt door klimaatverandering nog ver weg is en dat het misschien nog wel goed kan komen.
Behalve contraproductief is het beeld van een apocalyptische klimaatramp ook niet juist. We zitten al middenin de klimaatcrisis. Dagelijks maken we de gevolgen mee: veranderende weerpatronen, droogte en overstromingen, oorlog en vluchtelingstromen. Die worden soms wel erkend als indicaties van de komende klimaatramp, maar niet als manifestaties van die klimaatramp zelf. De boodschap is niet dat we de wereld moeten redden voordat het te laat is, maar dat we moeten ingrijpen om erger te voorkomen.
—
Mijn voorzichtige hypothese waarom de klimaatcrisis verkeerd wordt begrepen is dat klimaatverandering de opvolger is van de koude oorlog. Het zijn opeenvolgende manifestaties van het einde der tijden zoals dat in de Bijbel is aangekondigd.
In de jaren 80 was er de angst voor ‘de bom’. Die kon elk moment vallen en dan zou het over zijn met de mensheid. De supermachten konden alleen de dreiging van de andere partij teniet doen door een vernietigender arsenaal aan wapens te hebben. Zo kwamen beide partijen aan een onwaarschijnlijk hoeveelheid wapens die goddank nooit gebruikt zijn. De komst van de Apocalyps zoals die gevreesd werd bleef uit, maar de dreiging bleef te bestaan nu in de vorm van klimaatverandering.
Maar in het geval van klimaatverandering is er geen paddenstoelwolk die het begin van het armageddon aankondigt. Er is niemand die op een grote, rode knop hoeft te drukken om deze catastrofe te veroorzaken. Ze gebeurt al en waar we ons op voor moeten bereiden is dat het nog wel even doorgaat. Sterker, de conflicten en calamiteiten zullen in de komende decennia alleen maar erger worden.
—
Een andere misvatting is het om klimaatverandering primair als een milieuprobleem te zien. Natuurlijk, een warmer klimaat is slecht nieuws voor de ijsbeer en tal van andere dieren, maar het is vooral slecht nieuws voor onszelf. Klimaatverandering is veel meer een sociaal probleem dan een milieuprobleem.
Het is het beste het klimaatprobleem te zien is een verdelingsvraagstuk dat tot grote vragen leidt bij de wijze waarop de economische en politieke instituties zijn ingericht, maar boven alles gaat het om de verdeling van kansen en geluk.
Daarmee lijkt het klimaatprobleem in heel veel dingen op de mondiale catastrofe waarin we ons momenteel bevinden. Ook de coronapandemie heeft een enorme impact op de instituties waarvan we de werking tot voor kort nooit in twijfel stelden en de pandemie maakt een dodelijk onderscheid tussen diegenen die geluk hebben en diegenen die dat niet hebben. Het grote verschil lijkt vooral de snelheid waarmee de crisis zich voltrekt. De coronacrisis is binnen enkele maanden over de wereld getrokken, terwijl we al decennia weten dat het klimaat aan het veranderen is.
—
De coronacrisis laat ons zien dat het mondiale bedrijfseconomische systeem niet toegerust is op grote schokken – het is maar weinig veerkrachtig. Er hoeft maar één fabriek te zijn die niet meer de benodigde materialen kan leveren en de mondiale supply chain loopt genadeloos vast. Het netwerk van bedrijven waarin geld en goederen circuleren is steeds fijnmaziger geworden. Het is een geoptimaliseerd systeem geworden waarin alle onderdeeltjes feilloos op elkaar passen, maar dat ook onherroepelijk vastloopt als een van die onderdeeltjes niet functioneert.
Het gaat om producten die nu essentieel zijn als mondkapjes en medicijnen, maar het kan ook gaan om lege schappen in de supermarkt. In het geval van klimaatverandering zal het niet gaan om wc-papier of pipetten, maar vooral om voedsel. Immers, het landbouwsysteem dat is ontwikkeld om miljarden mensen te voeden is gebaseerd op de aanname dat het weer niet al te veel veranderd en dat er een min of meer constante aan- en afvoer van water is. Natuurlijk er zijn altijd misoogsten en overstromingen geweest, maar dat zijn periodieke rampen. Een hogere mondiale temperatuur leidt tot fundamenteel veranderende weerpatronen. Wat ooit een nat gebied was kan droog worden en vice versa. Gewassen groeien niet meer waar ze ooit goed konden groeien. Waar nu tekorten aan medische hulpmiddelen ontstaan vanwege verstopte aanvoerkanalen, is het wachten op plaatsen waar voedsel niet meer verbouwd kan worden.
—
Zowel bij de corona- als de klimaatcrisis speelt onze enorme mobiliteit een belangrijke rol. Het virus reist mee met mensen die voor vakantie of voor zaken naar verre landen trekken. Tegelijkertijd veroorzaakt al dat reizen de nodige emissies. Mobiliteit kost energie en hoe sneller en hoe verder je gaat, hoe meer energie je nodig hebt. Het probleem daarbij is dat voor roerende goederen als auto’s, schepen en vliegtuigen fossiele brandstoffen de meest geschikte energiedragers zijn. Met duurzaam opgewekte energie kunnen dan wel steeds meer elektrische auto’s rijden, maar het moment dat vliegtuigen op batterijen vliegen ligt nog ver weg – als dat er al ooit gaat komen.
Om de pandemie te stoppen moeten we onze mobiele levensstijl periodiek afzweren. Het is belangrijk zo min mogelijk in contact met anderen te komen. Het is een neveneffect dat daarmee ook grote delen van de economie tot stilstand worden gebracht, met een ongekende krimp als het onvermijdelijke gevolg.
Bij klimaatverandering is eigenlijk het tegenovergestelde aan de hand: het beperken van economische activiteit is geen neveneffect, maar juist de kern. Feitelijk is de hele economie niet anders dan een proces waarbij we natuurlijke grondstoffen omzetten in nuttige producten en diensten (zoals vliegreizen) en afval (zoals broeikasgassen). Het tegengaan van klimaatverandering kan dus alleen via de vermindering van economische groei en/of het indammen van de afvalstromen.
Het spreekt voor zich dat klimaatbeleid zich vooral richt op de verduurzaming van de economie, zodat de grootte en de impact van afvalstromen kunnen worden teruggebracht. Mocht dat niet lukken, dan zal de economie krimpen. Het is belangrijk te beseffen dat dat niet een bewuste keuze zal zijn, maar het gevolg van de effecten van klimaatverandering zelf. Net als bij de coronacrisis zal dat, zoals hierboven gesteld, leiden tot een verstoring van productieketens. Voedsel en andere grondstoffen zullen niet meer kunnen worden geleverd via de bestaande kanalen, met geopolitieke, humanitaire en economische crises als triest resultaat.
Ga maar na: veel, zo niet alle, oorlogen in de geschiedenis draaiden om de vraag welk land kan beschikken over bepaalde grondstoffen. Als nieuwe schaarste optreedt, of het nu om olie, water of vruchtbare grond gaat, kan dit leiden tot militaire activiteit binnen of tussen staten. Of het nu gaat om de burgeroorlogen in Rwanda, Darfur of Syrië, er zijn aanwijzingen dat de gevolgen van klimaatverandering daar een rol bij hebben gespeeld. De misoogsten als gevolg van droogte en de uitputting van het land als gevolg van veranderende klimatologische omstandigheden zijn, naast machtswellust, fanatisme en rassenhaat factoren geweest die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze rampzalige conflicten.
De humanitaire ellende is enorm, we hoeven maar te denken aan de massaslachtingen, hongersnoden, en vluchtelingenstromen die we de afgelopen decennia gezien hebben. Naast dit zichtbare leed is er ook het vele onzichtbare lijden van boeren die te weinig oogsten om in hun onderhoud te voorzien of kustbewoners die hun dorp in zee zien verdwijnen. Maar het is niet alleen ver weg, het gaat ook om zaken die we dagelijks kunnen zien, werknemers in de ‘oude’ industrie die hun baan kwijtraken, ondernemers die hun investeringen zien verdwijnen, huisbewoners die hun huizen zien verzakken, en ga zo maar door.
Typerend is dat we dit nauwelijks erkennen als symptomen van de klimaatramp waar we in zitten, in plaats daarvan zien we het als losstaande verschijnselen of voor symptomen van de naderende klimaatramp. De optelsom die zo eenvoudig lijkt, wordt niet gemaakt.
—
Meer nog dan om de verdeling van individuele en collectieve welvaart gaat het bij de klimaatcrisis om de verdeling van kansen en geluk. Hierin lijkt de klimaatcrisis wellicht nog het meest op de coronacrisis. Of je besmet raakt met het coronavirus en de ernst van het verloop van de ziekte is boven alles een kwestie van geluk. Als je woont in een land waar omstandigheden heersen die hebben geleid tot grotere aantallen ernstig zieken en doden is dat domweg botte pech. Niemand verdient ziek te worden, niemand heeft het recht gezond te blijven. Dit wil zeker niet zeggen dat de reacties niet verschillen in wijsheid en wenselijkheid, maar dat de vraag wie ziek wordt of niet een kwestie van noodlot is.
Bij Covid-19 zijn het vooral ouderen die zwaar te lijden hebben. Maar virussen als H1N1, dat de Spaanse griep veroorzaakte, en AIDS hebben vooral jongere slachtoffers gemaakt. Er valt van tevoren niets over te zeggen wat de gevolgen van de volgende grote epidemie zullen zijn. Elke is dodelijk op zijn eigen manier. Natuurlijk net als nu zijn er kortzichtige en bekrompen geesten die het weinig problematisch vinden dat er nu mensen sterven die anders ook wel dood zouden gaan of die AIDS zien als straf voor homoseksualiteit of promiscuïteit, maar de wreedheid van een epidemie is de wreedheid van de willekeur.
—
Zoals sommige bevolkingsgroepen pech hebben, zijn er grote verschillen in de kansen die landen hebben zich te weren tegen de gevolgen van corona. Zijn er voldoende middelen om de grootste economische problemen op te vangen? Kunnen we de capaciteit van de IC’s opschalen, hulp inroepen van buurlanden? Is het mogelijk mensen te isoleren en kunnen we schaarse medicijnen en medische hulpmiddelen aanschaffen? Zelfs landen die de middelen hebben uit het dal te komen, hebben hun handen meer dan vol aan deze crisis. De landen die al het slechtste af waren, krijgen het alleen maar zwaarder.
De zichtbare nood van de coronacrisis maakt rigoureus nationaal optreden noodzakelijk. De zich veel langzamer ontwikkelende klimaatcrisis wekt nog geen gevoel van urgentie. Er worden afspraken tussen landen gemaakt en verdragen worden getekend, nationaal wordt beleid ontwikkeld. Dit is allemaal noodzakelijk, maar nog lang niet worden al deze plannen omgezet in concrete handelingen.
Ook hier kunnen landen met genoeg middelen later nog wel overgaan tot effectief ingrijpen, als de nood echt gevoeld wordt en ook hier zullen de landen met de minste kansen zullen het zwaarst lijden. Zij hebben geen geld genoeg noch de technische middelen om dijken te verhogen, rivieren te verleggen, dammen aan te leggen. Zij hebben niet de mogelijkheden om grondstoffen ergens anders vandaan te halen. Individuele personen zullen proberen te vluchten, landen zullen berooid achter blijven.
Dit soort crises maakt scheidslijnen tussen arm en rijk alleen maar groter, maakt een ongelijke verdeling alleen maar ongelijker. Daarbij zijn de verliezers de verliezers omdat ze de pech hadden aan de verkeerde kant van de scheidslijn te zitten.
—
Het is inmiddels een cliché, maar de coronacrisis leert ons dat we allemaal kwetsbaar zijn. Dat solidariteit vooralsnog de enige remedie is om de pandemie te beheersen. Bij de klimaatcrisis zou het niet anders moeten zijn. Het gaat niet om schuld of boete, schaamte of verstand, lange of korte termijn. Het gaat uiteindelijk om de verdeling van pech en geluk, een verdeling die intrinsiek onrechtvaardig is.
We moeten nadenken over de manier waarop we deze onrechtvaardigheid zoveel mogelijk kunnen beperken, vooral door na te denken over hoe we effectieve maatregelen kunnen organiseren. De vraag is hoe we het omgaan met de klimaatramp kunnen organiseren.
Daarbij is internationale afstemming noodzakelijk maar niet voldoende. Ook dat laat de coronacrisis zien. Natuurlijk opereert de wetenschap internationaal en coördineert de WHO zoveel mogelijk expertise en advies. Maar landen handelen op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Sommige commentatoren zien hierin de terugkeer van de natiestaat. Dat is onzin, de natiestaat is nooit weggeweest. Het is domweg de enige organisatievorm die maatschappelijke problemen effectief aan kan pakken. Supranationale organisaties als de Verenigde Naties ten spijt, om een besluit daadwerkelijk tot uitvoer te kunnen brengen moet een beroep op nationale staten worden gedaan, ook al zorgt dat de wanderlust van virussen en emissies ervoor dat ze makkelijk de landsgrenzen passeren.
We moeten dus internationale afspraken kunnen maken over de aanpak van klimaatverandering, waarbij een gedeeld lot het uitgangspunt is, terwijl we tegelijkertijd er goed over moeten nadenken hoe deze afspraken binnen landsgrenzen kunnen worden omgezet tot concrete handelingen.
Wensdromen van een nieuwe wereld zijn daarbij even weinig behulpzaam als dystopieën van een nadere Apocalyps. Als je uitgaat van een naderende ramp maakt je het mogelijk dat stemmen blijven klinken dat we vluchtelingen moeten tegenhouden of oude industrie moeten blijven steunen. Immers, het verband tussen het klimaatprobleem en vluchtelingenstromen of failliete fabrieken kan worden eenvoudig worden genegeerd of ontkend als het probleem in de toekomst wordt gelegd.
Ik wil niet beweren dat de klimaatcrisis in alles op de coronacrisis lijkt, maar wel dat de huidige coronacrisis ons veel kan leren over hoe we om kunnen gaan met concrete en directe catastrofes. We hoeven niet uit te gaan van business as usual nu we weten dat ons leven op elk moment veel minder normaal kan zijn; we hoeven niet te dromen over een nieuwe politiek-economische orde, maar we moeten ons afvragen hoe we binnen bestaande institutionele kaders zo’n mondiale crisis zoveel beheersbaar mogelijk kunnen maken – waarbij de onrechtvaardige verdeling van pech als een moreel leidraad moet dienen.