De Vergeten Deugd van Vergeving in het Publieke Domein

[For the English version of this post click here]

In het publieke leven speelt volgens Hannah Arendt het vermogen vergeving te geven een essentiële rol, omdat deelnemers zich dan niet ontmoedigd hoeven te voelen iets nieuws – een besluit, een stellingname een innovatie – te introduceren. Als het mis gaat, kunnen ze daar vergeven voor worden. Van het vermogen tot vergeving lijkt echter maar weinig over te zijn, vooral omdat slecht begrepen lijkt te worden wat het publieke leven inhoudt. Politici schuiven graag hun verantwoordelijkheid af, als er iets mis gaat beroepen ze zich op hun goede bedoelingen, deelnemers aan het publieke debat realiseren zich niet wat de een publieke stellingname iets anders is dan een persoonlijke mening en innovatie wordt sowieso als een private activiteit gezien. Ik zal hier betogen dat al deze activiteiten thuishoren in het publieke domein thuishoren en dat actoren zich alleen verantwoordelijk kunnen voelen voor hun handelingen binnen dit domein als er de mogelijkheid tot vergeving bestaat.

In de politiek worden beslissingen genomen die ons allen aangaan – dat maakt politieke beslissingen publiek. Daarbij dienen we er voor te zorgen dat de functionarissen die deze beslissingen nemen of uitvoeren niet zomaar dingen doen de we niet willen. Het democratische systeem is daarom ontworpen als strafsysteem: als een gezagdrager iets fout doet, dan kan deze daarop afgerekend worden. Een politicus kan worden weggestemd en een minister kan worden weggestuurd.

Zo zorgen we ervoor dat er gelijkheid en vrijheid bestaat. Die personen die de mogelijkheid hebben anderen op te leggen wat ze moeten doen, worden effectief aan banden gelegd.

De aanwezigheid van dit strafsysteem zorgt er niet zomaar voor dat bestuurders doen wat ze opgedragen wordt. Maar het is geen straf om de straf. Het gaat er om dat zo’n straf de gezagsdragers scherpt houdt en bijdraagt aan de vorming van hun morele intuïties, ze moeten kunnen leren welk gedrag deugdzaam wordt gevonden – iets waar ik later op terugkom.

Luisterende en deugdzame bestuurders, dat klinkt mooi, maar werkt het ook? Doen politici er niet alles aan straf te vermijden en hun verantwoordelijkheid te ontlopen? Als er iets misgaat, stappen maar weinig bewindslieden af; liever komen ze met excuses. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er een ‘sorrycultuur’ is waarbij politici op virtuoze wijze de eigen verantwoordelijkheid afschuiven. Een beklaagde minister legt geen rekenschap af aan het collectief, maar vraagt zich publiekelijk af of het wel eerlijk is haar aan te spreken op wat een voorganger gedaan heeft, haar te verwijten dat zij niet van tevoren wist wat de toekomst zou brengen of kennis heeft van de handelingen van al die duizenden ambtenaren binnen haar ministerie? Ze kon er toch niets aan doen? Hoe kun je nou gestraft worden voor je goede bedoelingen?

Er lijkt hier iets uit het lood te staan. De instituties die ervoor moeten zorgen dat functionarissen verantwoordelijk worden gehouden functioneren zo goed dat niemand zich meer verantwoordelijk wenst te voelen. Wat is nu de relatie tussen straf en verantwoordelijkheid als niemand weet wat er allemaal kan gaan gebeuren?

Om licht op deze kwestie te schijnen kunnen we, zoals zo vaak, duiken in Hannah Arendts The Human Condition. Een boek waarvan de hoofdlijnen wel breed bekend zijn, maar dat ook bol staat van observaties en analyses die ten onrechte over het hoofd worden gezien.

Een van die analyses gaat over de verhouding tussen de menselijke capaciteiten om beloftes te maken en om vergiffenis te schenken. Zoals wij allen weten maakt belofte schuld: we leggen ons vast op een toekomst en we er op afgerekend als die toekomst anders uitpakt.

Het is belangrijk dat we afgerekend kunnen worden, omdat anders de belofte een lege huls zou zijn. Maar op het moment dat je een belofte maakt, weet je dat er omstandigheden kunnen zijn die ervoor zorgen dat je die belofte moet breken. Waar sta je dan als schuldenaar? Volgens Arendt is het de essentie dat de schuld die bij een belofte gemaakt wordt, vergeven kan worden. De schuldenaar wordt niet langer, of in mindere mate, verantwoordelijk gehouden voor het breken van zijn belofte; omdat er sprake was van overmacht, onvermogen, nieuwe inzichten, of domweg om dat iedereen wel eens een fout maakt.

Het is het vermogen tot vergeving dat de belofte haar kracht geeft. Zonder dit vermogen zou het te veeleisend worden om een belofte aan te gaan: je zou jezelf vastleggen op een toekomst waar je uiteindelijk nooit volledige controle over kunt hebben.

Waar The Human Condition vooral bekend om staat is de beschrijving van de publieke sfeer, daar waar de gemeenschap delibereert over datgene dat goed voor die gemeenschap is. Het deliberatieve proces vormt zijn de wijze waarop een gemeenschap zich als collectief kan uitspreken, ook als het gaat om de vraag of een verbroken belofte verwijtbaar is dan wel vergeven kan worden. Met andere woorden, in het politieke domein schenk je vergeving niet als individu schenkt aan een ander individu. Nee, je schenkt het als gemeenschap.

Daarbij kun je de beslissingen van gezagsdragers inderdaad als een soort belofte zien. Een commitment ten aanzien van het publiek waaraan zij dienstbaar zijn. Een politicus wordt dan ook niet afgerekend op de gebrekkige controle over de toekomst, maar op de wijze waarop zijn commitment wordt waargemaakt. De politicus heeft de verantwoordelijk zijn belofte waar te maken, waarbij de mogelijkheid van straf niet zozeer een eenmalige sanctie is, maar waarbij de sequentie van straffen tezamen een instructie vormen van wat de gemeenschap als deugdzaam handelen waardeert. Het is de ultieme check op de activiteiten van een gezagsdrager.

De hierboven beschreven gratuite wijze waarop politici ‘sorry’ zeggen lijkt dan vooral een symptoom te zijn van het ontbreken van een daadwerkelijk publiek debat. Bestuurders zien hun sorry niet zozeer als de uiting van hun commitment aan de gemeenschap, maar het is juist gebaseerd op de afwezigheid  van een persoonlijk gebonden commitment.

De wereld op zijn kop dus. Natuurlijk gaan er wel eens dingen mis en natuurlijk is dat nooit de bedoeling geweest van een beslissing, vrijwel niemand neemt met opzet de verkeerde beslissing – nee, dat zou er nog bij moeten komen. Het gaat er om dat als er iets fout is gegaan de verantwoordelijke daarop kan worden aangesproken. Pas daarna kan er excuus verleend worden.

Je kunt de sorry-cultuur ook zien als reactie op de graagte waarmee het publiek politici afrekent. Politici worden uitgejouwd, feeds op Twitter en Facebook eisen de scalpel van politici, of ze nu links, rechts of in het midden staan. Deze afrekencultuur is een wellicht nog sterker symptoom van het ontbreken van een publiek debat. Mensen herkennen zich niet meer als burgers die kunnen deelnemen aan een gemeenschappelijk debat. In plaats daarvan lijken er alleen nog formele juridische en bestuurlijke arrangementen te bestaan waaraan mensen vooral als individuen rechten ontlenen. Wat overblijft is een strafsysteem dat alleen maar straft, maar politici niet traint in deugdzaam gedrag.

Niet alleen politici wordt de maat genomen. Nee, iedereen die publiekelijk een mening verkondigd, loopt de kans de hoon van het collectief over zich uit te roepen. En met de snelheid en reikwijdte van social media is daar al snel sprake van. Een faux pas of Twitter kan een beerput van minachting en haat opentrekken.

Eigenlijk gaat het hierbij om een vergelijkbare dynamiek als bij het afrekenen van politici: fouten in het publieke leven worden bij voorbaat niet getolereerd. Het verschil is dat er geen geïnstitutionaliseerd strafsysteem is, wat overblijft is een volksgericht of een heksenjacht.

De excuses van politici komen neer op het afschuiven van hun verantwoordelijkheid voor het falen van een overheidsdienst of een beleid. In het publieke debat zijn er weinig excuses, er is immers niet veel af te schuiven. Als iemand kritiek ontvangt wordt de bal teruggekaatst, men beroept zich op de vrijheid van meningsuiting of roept uit dat ‘je ook niets meer mag zeggen!’

Maar dat is het punt niet, een mening is persoonlijk, die speelt op zichzelf geen rol in een publiek debat, daar gaat het om een stellingname. Zo’n stellingname komt wel voort uit de opinie, maar heeft als doel bij te dragen aan de discussie over de collectieve koers.

Een opinie behoort tot een individu, maar een stellingname is de wijze waarop dat individu zich tot het collectief verhoudt. Dat vergt een andere instelling en daarbij zijn er ook eisen aan de bijdrage aan een publiek debat. Er zijn regels waaraan de deelnemers zich binnen een debat aan dienen te houden, waarbij die regels onder meer bepaald worden door specifieke tradities.

Het vergt oefening om die regels te leren kennen, waarbij een van de belangrijkste regels de grens tussen publiek en privaat betreft. Omdat die grens zowel diffuus als veranderlijk is vereist het de nodige oefening en cultivering om de intuïtie te ontwikkelen om te weten hoe die grens loopt. Zonder de mogelijkheid fouten te maken, kan men nooit iets leren. Het publieke debat, waarbij fouten nooit vergeven worden, zoals we dat nu kennen, is dus intrinsiek ondeugdelijk.

Een cruciaal punt is de onvoorspelbaarheid van een handeling. Waar politici excuses menen te mogen maken omdat zij de gevolgen van hun beslissingen niet goed konden overzien, stelt Arendt dat het juist de essentie van de verantwoordelijkheid die aan een belofte verbonden is dat je niet weet wat de toekomst kan brengen. Idem voor deelnemers aan een publiek debat, zij weten nooit van tevoren wat de impact is van hun stellingname.

Om dit te benadrukken introduceert Arendt het begrip ‘nataliteit’, wat verwijst naar de geboorte van een mens. Ook in een publiek debat gaat het om een soort ‘geboorte’, omdat binnen een publiek debat je je individualiteit kunt benadrukken door iets nieuws naar voren te brengen. Iets dat er daarvoor nog niet was wordt geïntroduceerd binnen de discussie van een gemeenschap over de zaken die belangrijk zijn. Een beslissing of een stellingname is uiteindelijk een uitspraak over wat goed is voor de gemeenschap en over welke koers die gemeenschap moet uitzetten.

Het begrip van nataliteit benadrukt dat je nooit kunt weten wat er verder gaat gebeuren, een noviteit is per definitie onvoorspelbaar en dus onbeheersbaar. Evenals we bij de geboorte van een kind nooit kunnen weten wat voor persoon dat kind gaat worden, want niets is nieuwer dan een geboren mens – tegelijkertijd voel je je als ouder volledig verantwoordelijk  voor dat kind zelf en toch voor geruime tijd voor de handelingen van dat kind, zonder dat je weet wat het kind precies doet en hoe het zich gaat vormen. Het zou raar zijn die verantwoordelijkheid af te schuiven door op de automatische piloot te zeggen ‘sorry, ik wist van tevoren ook niet dat het zo’n etter zou zijn’.

Hierboven had ik het over beloften van politici. Het is niet gemakkelijk die als noviteiten te zien. De geboorte van een baby is toch echt wat anders dan het formuleren van een beleidsmaatregel. Natuurlijk, die waren er eerder niet, maar meestal wordt de opstelling van wetten vooral gezien als business as usual. Wellicht dat daarom de vergeten deugd van vergeving zo’n kleine rol speelt in het publieke debat.

Waar het echt om noviteiten gaat zijn innovaties, technische en organisatorische vindingen die leiden tot welvaartsverbetering. Het is het werk van ondernemers die proberen hun concurrenten te slim af te zijn door betere producten en diensten te verzinnen.

Deze noviteiten hebben een enorme impact op ons dagelijks leven. Ga maar na hoe internet, mobiele telefonie, genetische modificatie, nanotechnologie ons leven hebben veranderd of lijken te gaan veranderen. Waar we publiek handelen vereenzelvigen met overheidsgezag en in het publieke debat de verwarring overheerst over de publiek/private status zien we innovatie als een private zaak. Terwijl beslissingen die leiden tot innovatie uiteindelijk weinig anders dan publieke handelingen: immers, ook hier gaat het om beslissingen die ons allen aangaan.

Maar omdat de handelingen van ondernemers en uitvinders in de kern beschouwd worden als private activiteiten, bestaat er geen publiek debat. Soms klinkt er wel kritiek als gevreesd wordt dat nieuwe ontwikkelingen basale menselijke verworvenheden bedreigen. Denk aan social media en privacy, aan de farmaceutische industrie en het recht op betaalbare zorg, aan genetische modificatie en designer baby’s, robots en werkloosheid, en ga zo maar door.

Technologie-ontwikkelaars zullen zulke kritiek riposteren door te stellen innovatie en economische voorspoed nu eenmaal om risico’s vragen. Het argument dat zij maken is dat we de vooruitgang zullen stoppen als er niemand meer is die die risico’s neemt genomen. De ondernemers presenteren zich als tragische helden, die niet de waardering krijgen die ze verdienen.

Ook hier excuses die er op gericht zijn de verantwoordelijkheid te vermijden. Als er iets mis gaat is dat niet de schuld van de innovators, maar van tja… niemand eigenlijk.

Terwijl het juist zo voor de hand lijkt te liggen om te kijken naar de beloftes die innovators maken. Zoals ik hier eerder beweerde, het proces van innovatie draait om de beloftes die technologie-ontwikkelaars maken: om de resources te verkrijgen die ze nodig hebben om hun ideeën te verwezenlijken moeten ze beloften aangaan. Investeerders moeten overtuigd worden dat ze hun geld kunnen terugverdienen, politici moeten overtuigd worden wetgeving aan te passen, het publiek moet worden overtuigd van de legitimiteit van de nieuwe technologie. Zonder deze beloftes geen innovatie.

Het is niet meer dan logisch om de innovators aan te spreken op die beloftes als die verbroken worden om te kijken in hoeverre zij verantwoordelijk zijn voor het falen van de technologie en om hen zo nodig te vergeven.

Want natuurlijk, je kunt de gebroeders Wright niet verantwoordelijk houden voor de CO2-emissies van het hedendaagse vliegverkeer of Tim Berners-Lee voor Cambridge Analytica. Maar je kunt wel kijken in hoeverre Facebook of Twitter slechts neutrale doorgeefluiken zijn van de meningen van haar leden, of Crispr Cas-9 ons in staat stelt allerlei ziekten uit te roeien, of Blockchain corruptie onmogelijk maakt, of automatisering daadwerkelijk tot meer efficiëntie leidt.

Daarover dient gesproken te worden. Zo’n publiek debat zou dan er toe bijdragen dat innovators deugdzaam kunnen worden, ze weten dat ze aan hun beloften kunnen worden gehouden en ze weten ook dat ze een eerlijke kans op vergeving krijgen als daar goede redenen voor zijn.

We hebben een publiek debat nodig dat actoren die publiek handelen in staat stelt verantwoordelijkheid te dragen voor beslissingen met onbekende gevolgen. Daarbij doet het er eigenlijk niet toe of die actoren politici zijn, deelnemers aan een debat of innoverende ondernemers. Immers, al deze groepen nemen besluiten en stellingen die een grote invloed hebben op het leven dat wij leven en voor al deze groepen geldt dat het goed zou zijn als ze deze handelingen op een zo deugdzaam mogelijke wijze uitvoeren. Het is nodig dat we politici zien als individuen die iets nieuws introduceren, dat we innovatie meer als iets politieks gaan zien en dat we als deelnemers het besef hebben dat we een publieke rol op ons nemen. Daarbij moeten we erkennen dat die handelingen en stellingnames onbekende en onbeheersbare gevolgen kunnen hebben en dat we in staat zijn, via een publiek debat, vergeving te schenken – niet als gunst, maar als deugd.

Verder lezen:

Arendt, H. (1958). The human condition. Chicago and London: University of Chicago Press.

Dewey, J. (1927). The public and its problems. New York.

Pesch, U. (2015). Engineers and Active Responsibility. Science and Engineering Ethics, 21(4), 925-939. doi:10.1007/s11948-014-9571-7

 

Be Sociable, Share!
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.